Friday, September 22, 2006

VH-RBF (6): "Rocking Boat" Flight

Omdat we een fikse trip voor de boeg hebben, was het plan om bij zonsopgang te tanken en op te stijgen. Nu moeten we eerst nog onze rekening vereffenen en brandstof vinden. Nick's telefoon antwoordt niet. De motelbazin geeft ons een lift en onderweg kruisen we Nick, onderweg naar ons. Samen gaan we naar de brandstofman die ook dubbelloopt als C.P.’s ondergrondse boekhandelaar. Hij vertelt dat we gewoon met een tankkaart brandstof kunnen krijgen op de luchthaven en er verder geen interventie nodig is.

Na een copieus ontbijt wijst Nick ons geld af. Integendeel geeft hij ons twee versgebakken Griekse broden mee. Het blijkt immers dat hij niet alleen Coober Pedy’s meest succesvolle restaurant runt, hij heeft ook een bakkerszaak waar hij om 4.30 de eerste broden de oven inschiet. Hoewel we nu ruim twee uur op het schema achterlopen, wil Nick nog even een omweg maken via Crocodile Harry en we kunnen het hem onmogelijk kwalijk nemen.

In een stoel bij de ingang, omringd door smakeloze maar onschuldige seks-relikwieën, zit een magere, kwetsbare bejaarde Duitser in een ouwe schommelstoel. Hij bevestigt krakend van trots het gerucht dat zo’n vijfentwintighonderd maagden ooit van zijn goede zorgen gebruik maakten. Na ons blitzbezoek door de tunnels van zijn ondergrondse pandemonium besluiten we dat dit inderdaad niet in ons reisplan had mogen ontbreken. Anderzijds zouden we hier zeker ook nooit langer dan tien minuten willen doorbrengen.

Wanneer we bij de luchthaven van Nick afscheid nemen, voelt het of we een vriend van jaren achterlaten. En toch is hij is al die tijd een man van bijzonder weinig woorden gebleven. Maar hij heeft ons Coober Pedy getoond zoals niemand het in minder dan vierentwintig uur ooit zal leren kennen.

We verlossen de Cessna, tanken brandstof, houden een van onze onweerstaanbaar onnozele poseer-fotosessies en kiezen het luchtruim. Tijdens het ontbijt hadden we onze vlucht al gepland. De militaire sector is niet actief en vanwege de lange trip kiezen we voor de kortste weg, dwars doorheen een stukje van het verboden gebied.

Het late vertrek begint ons al snel parten te spelen als blijkt dat er niet alleen een stevige wind staat maar ook hevige turbulentie kolkt in elke luchtlaag van de grond tot 7500 voet. De Cessna voelt als een cocktail-shaker op speed. We proberen even nog hoger te gaan maar na vijf minuten als een plastic speeltje op een woeste oceaan te worden heen en weergeschud laten we dat idee varen.

Gelukkig is het traject oogverblindend mooi. Rode woestijn, dan weer wilde geel-bruin-witte lijnpatronen, kleine boompjes in alle groenschakeringen schaars uitgedruppeld over een helrode vlakte. Dan besluit Stijn om het toestel te crashen.

Tenminste, dat is wat de luchtverkeersleiders zouden zien op de radar als we de hoogte-verklikker op de transponder niet hadden afgezet voor onze duik van 3500 voet MSL naar zo'n 50 voet boven de grond. Boompjes en struiken scheren onder en naast ons voorbij en 'kussen het landingsgestel'. Als het plan was om kangoeroes te zien, dan hebben we gefaald. En alsof de adrenaline nog niet rijkelijk genoeg stroomde, trekt Stijn plots fors op en jaagt een G of twee, drie door ons lijf. "Geez, man! Easy on the G's!" Ik heb net geen braakneiging maar het bloedtekort in mijn hersenen voelt niet echt prettig. Stijn is een galant piloot en hij houdt het verder allemaal erg beschaafd.

Het terrein wordt ruiger en de lucht turbulenter in de buurt van de grens tussen South-Australia en het Northern Territory. Soelaas komt er in de vorm van: Mount Conner. Van op een afstand wordt deze berg vaak ten onrechte herkend als Ayers Rock, die een eind verder naar het Noord-Oosten ligt. Vanaf nu speuren we de horizon af, met de GPS ingesleuteld op de coordinaten van de rode steen. Op niet minder dan 69Nm of zo'n 127Km zien we de eerste glimp. Omdat turbulentie ons lager stuurt, verdwijnt Ayers Rock opnieuw achter de horizon en zo is weer bewezen dat de aarde rond is.

Na onze landing op de luchthaven van Ayers Rock blijkt er geen ontsnappen aan de toeristenval en voor we het weten, betalen we $220 voor de goedkoopst beschikbare hotelkamer in een vakantiedorp beheerd door Voyages, een keten die de mooiste plekjes in Australie monopoliseert. Een arrogante receptioniste vindt dat ik opgetogen moet zijn omdat deze kamer normaal het dubbele kost. Er is geen werkloosheid in Australie en er staat wellicht geen rij wachtenden om haar McJob over te nemen aan hetzelfde hongerloon dat Voyages haar betaalt. Wat erger is: we hebben olie nodig voor het vliegtuig en een chauffeur om ons voor zonsopgang naar de luchthaven te brengen. Er zijn geen taxi's in Ayers Rock en we willen niet wachten om dit oord te verlaten tot het eerste vee in bussen wordt afgevoerd. We willen ook The Rock zien bij het gouden licht van de dageraad.

De kamer van $400 die we voor $200 kregen, stinkt. Een kordaat telefoontje met het management en even later verhuizen we. Eindelijk een positief punt: Vodafone heeft hier een netwerk, zodat ik met mijn GSM kan bellen. Terwijl ik het thuisfront gerust stel dat me nog steeds niets is overkomen, sluit Stijn vriendschap met een helicopterpiloot die ons vliegtuigolie en een ochtendritje belooft. Bij het avondeten vieren we Stijns succes en we halen herinneringen op. Die gaan maar liefst zestien jaar terug...

In september 1990 ging ik met veel ideologische tegenzin het leger in. Geen vier jaar later werd de dienstplicht afgeschaft. Pech? Nope. George Bush Sr. zorgde er voor dat het een onvergetelijk jaar werd en ik maakte twee vrienden voor het leven: Michel en Stijn.

Michel Ronsmans was toen al video-monteur en hij heeft zich intussen gevestigd als een van Vlaanderens beste en meest gerespecteerde montage-bedrijven: Studio Jack The Cutter. Michel hielp in 2002 mijn eerste kortfilm LOVESONG financieren.
Stijn Van der Veken draait als cameraman in de absolute top van Belgie. Hij heeft een eigen HD-TV camera en is nu in de markt voor een Arri 35mm filmcamera. Hier in Australia is dat buitengewoon ongewoon. En omdat Stijns passie voor het vliegenieren nog groter is dan de mijne, viel ik dus met mijn gat in de boter toen hij me enkele maanden geleden opbelde met de vraag om te co-piloteren.

Bij een six pack Coopers en een krat of vijf Crowns maken we al plannen om het volgende werelddeel te veroveren.

(Klik op de foto beneden voor het hele album:)

Thursday, September 21, 2006

VH-RBF (5): Rescued By Friend

07.45am - Stilte. Geen generator. Dus geen stroom. Met het ontbijt aangekondigd voor 8am wordt dat wel krap. Het geronk in de andere kamer komt van Stijn, dus na douchen en inpakken ga ik op verkenning langs de landingsbaan achter de pub waar de eerste Cessna al opstijgt. Overal liggen relikwieën van industriële archeologie: een achtergelaten bulldozer, een ouwe trein-lorrie, lege olieblikken, de karkas van een schoolbus. Dit is de outback van Mad Max.

Een half uur later is er nog altijd geen beweging en de ontbijtzaal (gisteravond de dinner-zaal) is op slot. Ik vraag een man die aan een vrachtwagen zit te prutsen en hij wijst me een geheime toegangsdeur tot de pub. Binnen schrik ik al even erg als de gastvrouw zelf want ze heeft geen tijd gehad voor make-up. Ze verontschuldigt zich en belooft ons dat er binnen vijf minuten koffie is en verse melk.

Intussen verschijnt Stijn, die de zesentwintig Crowns van gisteravond probleemloos verwerkt heeft. De gastvrouw verontschuldigt zich opnieuw wanneer we onze tafel in dezelfde staat vinden waarin we ze gisteravond achterlieten. We krijgen oploskoffie en langzaam ontdooiende melk. Bruin brood is er niet maar Stijn krijgt wel kaas op zijn brood, ook al staat die niet op het menu.

Met de Airservices-telefoonkaart bestellen we weerbericht en NOTAMS (Berichten voor Vliegeniers) voor de sectoren waar we vandaag doorheenvliegen en binnen de kortste keren zetten we koers naar Lake Eyre. Het zoutmeer ziet er uit als een onmetelijke ijsvlakte. Stijn droomt er van om dit avontuur in Alaska over te doen. Omdat een noodlanding op het meer niet kan vanwege de fragiele toplaag en het water daaronder, volgen we de rand.

Onlangs vertelde een Amerikaanse vriend hoe hij argeloos met zijn prive-vliegtuigje rondvloog toen een barse radiostem hem plots kordaat uit het luchtruim praatte nadat de militaire zone waar hij doorheen vloog zonder waarschuwing geactiveerd was. Onderweg van Lake Eyre naar Coober Pedy naderen we de militaire sector van Woomera.

Woomera is een afgelegen, onaantrekkelijke woestijngemeente die in de afgelopen jaren vaak in de belangstelling stond vanwege een reeks crapuleuze regeringsblunders rond politieke vluchtelingen die er in ‘detention centres’ weggestopt werden in afwachting van de behandeling van hun dossiers. Het militaire domein is met zijn 127,000km2 (de omvang van Engeland) het grootste testgebied ter wereld. Hoewel het militaire luchtruim volgens de berichten vandaag niet actief is, blijven we gemakkelijkshalve toch uit de buurt.

Wat ik van Coober Pedy (“Cuba Pidi”) had gehoord, klonk nooit aantrekkelijk maar altijd intrigerend. Het is een mijn-gemeenschap die helemaal draait rond het ontginnen van opaal. In de afgelopen jaren ging de welstand er gevoelig achteruit en ik verwacht geen optismistische sfeer. Wie spreekt van Coober Pedy, denkt aan de ondergrondse huizen, uitgehouwen in de stenige ondergrond ter bescherming tegen het onverbiddelijke klimaat. ‘s Winters daalt de temperatuur tot het vriespunt en in hartje zomer halen ze makelijk veertig graden en hoger. Ondergronds blijft het zo’n twintig graden Celsius.
De wind zit fout en we verkiezen de grindstrook boven de asfaltbaan. Terwijl we taxiën, zien we hoe een hele bende passagiers van een regionale vlucht verwelkomd worden aan de tarmac. We verankeren de Cessna en stappen naar de uitgang. Iedereen is verdwenen. Geen levende ziel meer te bespeuren en de wind klinkt alsof hij door Sergio Leone geregisseerd is: de scharnier van het hekken piept ritmisch, het afdak kraakt en even verderop rollen er ‘tumbleweeds’ over de stoffige weg die aan de einder verdwijnt.

Onze enige redding is een afgeleefde telefooncel. Ik heb geen zin om net als in Alice Springs evenveel aan taxi’s te betalen als aan overnachting. Op het eerste gezicht lijken de alternatieven schaars. Mijn blik valt op een onooglijke sticker boven de openbare telefoon: “John’s Pizza Bar and Restaurant. Tel. 8672 5561”. De low-budget filmproducent in me wordt wakker en ik draai het nummer. Het is twintig over twaalf. “I have two questions. First: can I book a table for two?” Dat kan. “Next, we’re stuck here at the airport. Could anybody come and pick us up?” Stilte. Ik voel me een idioot. In Sydney zouden ze de hoorn op de haak gooien. “Alleen jullie getweeën?”.

Voor ik heb ingehaakt komt er een blijgezinde, ongeschoren Griek aangereden. Nick (“Nikolas”) rijdt ons niet alleen naar onze lunchtafel; hij adopteert ons voor de komende vierentwintig uur. Bovendien klopt de pizza-rekening niet: we hoeven amper de helft te betalen van wat we gegeten en gedronken hebben. Nick rijdt ons vervolgens naar het motel dat hij ons aanbeveelt: ondergronds, goed en goedkoop. We hoeven hem ‘s avonds maar op te bellen en hij komt ons weer afhalen. Ik verwacht elk ogenblik dat hij ons een revolver onder de neus duwt en ons een koffer met opalen aansmeert. Teveel films gezien. Coober Pedy heeft ook veel films gezien en het ruimteschip uit Pitch Black ligt ergens nog in de linkerbenedenhoek van een foto als herinnering aan die hoogdagen.

Nog kauwend op onze laatste hap worden we door Nick meegesleurd naar het Desert Cave Hotel, waar hij ons bier trakteert en zijn maten voorstelt. Achteraf neemt hij ons en een jong stel reisleiders in zijn auto mee met de belofte een ondergrondse Servische kerk te bezoeken. Nick heeft intussen enkele flessen wijn soldaat gemaakt en niemand in de auto is in staat om zonder wetsinbreuk een voertuig te besturen.

Nick scheurt door het stof van Coober Pedy, tot hij langs de weg een politie-voertuig ziet. Even vertraagt hij, dan stuift hij er als een bezetene van door. De politie zet de achtervolging in. Nick vertraagt weer, waarop de politie ons inhaalt en aan de kant gaat. Een duidelijk signaal. Nick gaat naast de politie-auto staan en opent zijn ruit. De agenten blijven in hun voertuig en laten eveneens de ruit zakken. Van achterin Nick’s auto kan ik het tafereel niet zien. Nick: “Explain to me, who is chasing who?”. Stilte. Vanuit het politievoertuig klinkt gelach: “Well we thought you were racing US? Where you going?”. Nick: “Taking this fellas to the underground church.” Agent: “Righdo! Take it easy.” Nick: “Have a good night!”.

Na het bezoek aan de Servische kerk keren we terug naar het restaurant, waar de kassa gesloten is. Nick zegt van ‘s ochtends te komen ontbijten en alles af te rekenen. Hoewel ons plan was om bij zonsopgang te vertrekken, stemmen we in en we lopen argeloos de nacht in.

Bij louter toeval vinden we het motel na twintig minuten. We beseffen dat we net zo goed de hele nacht hadden kunnen dolen.

(Klik voor het hele album:)

Wednesday, September 20, 2006

VH-RBF (4): Reist Bijzonder Fijn

Hoe laat is het? We verliezen ons besef van tijd. (Het helpt ook niet dat deze tijdzone een HALF uur achter loopt op Sydney, of GMT +9u30min) Dat zal ons parten spelen als blijkt dat we elke dag later opstijgen en meer turbulentie tegenkomen. Ik vergeet de ‘departure time’ te noteren en we vertrouwen voor de vlucht-duur op de mechanische meter in het vliegtuig.

Na een stevig ontbijt zie ik een glimp van de red-tailed black cockatoo. Hij bestaat. Nergens anders ter wereld zie je deze vogels en op de zwarkte market zijn ze $5.000 waard, aldus Ian. Volgens de BBC komen ze voor in zwermen tot 1000 vogels, andere bronnen beweren dat er nog maar 1000 resten en de vogel met uitsterven bedreigd is... Hoedanook, we plannen de volgende etappe van onze trip, via de warmwaterbronnen van Dalhousie Springs. Omdat het een natuurreservaat is, betalen we Ian alvast $30 vooruit zodat straks ter plaatse de ranger ons niet hoeft lastig te vallen.

Stijn taxiet het vliegtuig dichterbij zodat we niet het hele eind opnieuw moeten lopen met de bagage. Intussen landt de postbode, ook met een Cessna. Hier komt de post amper twee keer per maand. Onze gastheer Ian is door het dolle want hij ontvangt een postzak en een doos. Hij lijkt wel een Australische kerstman.

Wanneer we willen opstijgen, blijkt het neuswiel te zijn vastgelopen in verdroogde modder. Stijn graaft en ik film, een goeie taakverdeling. Even later zijn we onderweg naar een navigatiepunt dat we manueel in de GPS invoerden. Omdat het niet heel precies is, weten we niet hoever de bestemming op het scherm afwijkt van de eigenlijke landingsbaan. Veiligheidshalve speur ik de horizon af en ik vind het baantje in de verte op negen uur, we waren het dus bijna voorbij.

Behalve tergend veel vliegen en een verzengende hitte is er hier niet veel aantrekkelijks, tenzij je graag zwemt in groen algenrijk water boven de veertig graden Celsius. Omdat we vandaag drie etappes vliegen, brandstof nodig hebben en zoveel mogelijk turbulentie willen vermijden, vliegen we na een korte wandeling verder richting Oodnadatta.

De visuele navigatie loopt feilloos naast de GPS en brengt ons pal voor het onooglijke stadje met een naam als een vloek. Na de landing vragen we via de radio om brandstof en transport. Al snel verschijnt een knalroze Volvo met een jonge Duitser om ons te helpen met al onze verzoekingen. Na het tanken rijdt hij voor en in de achteruitkijkspiegel zie ik Stijn volgen in de Cessna.




De rooie draad duurt voort: de Pink Roadhouse serveersters blijken niet Slavisch maar Duits. In de buurt cirkelt een valk maar de kap zit op het fototoestel en ik verwens mezelf. We blijven in de Roadhouse rondhangen voor een licht maal en na en een lekkere rooie Coopers en veel watertjes voor Stijn, zoeken we onze Cessna op voor de vlucht naar William Creek.


Meteen na de landing ben ik getuige van de waanzinnigste radiocommunicatie tussen twee taxiënde vliegtuigen. Pilote 1: “Romeo Bravo Foxtrot, backtracking. Can you tell us where the pub is?” Pilote 2: “Keep going Romeo Bravo Foxtrot. Second taxiway to your left.” Pilote 1: “Thank you sir. Have a good flight.”

Over and out.








(Klik op de foto beneden voor het hele album:)

Tuesday, September 19, 2006

VH-RBF (3): Ready, Belgian Fellas?

08.37am – De locale Woolworths supermarkt. We kopen vijftien liter water, zeven liter cola en lichte, zoute snacks om hitte en droogte te trotseren. Zout, dus geen nood-stops wegens overvolle blazen. Daar was ik nl. als de dood voor. Maar de truc blijkt achteraf perfect te werken. Stijn daarentegen begint de dag met hmm... darmproblemen.

09.56am - Ilsa valt binnen met het vervolg van haar levensverhaal en dat van haar klanten van vanochtend. De afgunst in haar ogen bij het zien van ons vluchtplan verraadt dat we een goed traject gekozen hebben. Na eindeloos onderhandelen mogen we ons vliegplan uitprinten. Op gerecycleerd papier.

11.00am - Check Flight met Ilsa De Wolvin. Tegen Amanda's instructies ga ik toch mee aan boord, lichtjes verontrust wanneer Jack plots boven ons vliegt met een andere testpiloot. Wij zitten op 3.500ft (+/-1km) hoogte en zij op 5.000ft (1.6km), een veilige afstand ware het niet dat ik Jack eerder hoorde spreken van 'engine stall' (simuleren van motorpech) en 'spin recovery' (ongecontroleerd neerwaarts rondtollen en dan weer optrekken).

Stijn heeft het goed bekeken want het wordt al bij al een aangename vlucht ondanks lichte turbulentie. Hij is een kei van een piloot: ontspannen maar vastberaden en met een instinctief gevoelen voor veiligheid. Anderzijds was mijn argwaan niet ten onrechte: bij onze terugkeer horen we hoe Jack er in geslaagd is een andere, vrouwelijke piloot voor het eerst in haar carriere naar het braakzakje te doen grijpen tijdens zijn versie van de Check Flight. Stijn haalt opgelucht adem.

01.07pm - Wind uit het Noord-Noordoosten met een kracht van meer dan vijftien knopen. Rond de landingsbaan zien we dust devils: mini-tornados die het rode zand omhoogzuigen en kleine vliegtuigjes uit de lucht plukken. Geen goed idee om nu te vertrekken.

Op zoek naar een hap wandelen we 500m naar de koele Qantas-terminal. Een security-gorilla (m./v.) houdt een tekst voor de neus van een Japans meisje. De agente wordt bitsig wanneer de toerist niet aanneemt dat ze willekeurig is uitgepikt om afgetast te worden op zoek naar explosieven. In 1993 deden Japanse terroristen hier ergens een atoomproef in de woestijn. Hoewel haast niemand er toen wat van merkte en men pas vier jaar later een verklaring vond voor de woestijnbeving, trachten ze dat soort vrijbuiterij nu toch tot een minimum herleiden. Misschien heeft het ook wat te maken met 9/11.

04.37pm – De wind gaat liggen en we stijgen op. Nu we helemaal op onszelf zijn aangewezen, vraagt Stijn of ik nerveus ben. Niet echt. Maar dat zal snel veranderen. Navigatie zonder radiobakens blijkt lastiger is dan verwacht, ons eerste herkenningspunt zit niet in de gegevensbank van de GPS en Stijn drijft af van de koers die ik op de kaart had uitgestippeld. Daarbij komt nog dat de zon in een ijltempo naar de horizon zakt.

In een oogwenk zie ik plots een arend voorbijschieten, zwevend op de thermiek en vederen vingers aan de uiteinden van zijn enorme vleugelspan. We vliegen op ruim een kilometer hoogte en aan zo’n tweehonderd km per uur. De adrenaline schiet door mijn lijf. Stel je voor dat hij recht op onze propeller ingevlogen was. Dit is een heerlijk avontuur.

Maryvale, het laatste herkenningspunt ligt ver achter ons, de weg langs de rand van de bergrug hebben we uit het oog verloren en we scheren nu over de kammen in zuidwestelijke richting. Aan de overkant in de verte duikt een veld van rotsen op, met één duidelijk uitgesproken structuur recht voor ons. We vechten met het dilemma: we willen dit wel zien van dichtbij maar niet ten koste van brandstoftekort, een landing in het donker of andere nog onbekende ‘uitdagingen’.

We draaien snel-snel om Chamber’s Pillar heen om snel-snel weer de GPS-koers te onderscheppen. Het volgende navigatiepunt ligt op dezelfde lijn als onze eindbestemming dus we vliegen recht naar de landingsbaan. Hopelijk.

De zon kleeft nu vlak boven de horizon op vier uur maar nergens is al een teken van leven te bespeuren, laat staan een landingsbaan. Plots roept Stijn dat hij een ‘visual’ heeft. Een huis met twee landingsbaantjes. Geen windkous. Shit. We vliegen laag, inspecteren beide banen en kiezen willekeurig voor een baan omringd door laag geboomte. De ondergrond is rood en stoffig, zoals de hele woestijn om ons heen. Voordat we stilstaan, is de zon onder.

Stijn schakelt de motor uit en na een moment van volstrekte stilte, horen we in de verte het luid geroep van exotische vogels. ‘No visual’. We verankeren het vliegtuig en gaan op zoek naar levende wezens.

Een halve kilometer verderop vinden we een huis. Een gebaarde man in typische outback outfit (hoed, korte broek, hemd met korte mouwen en zware schoenen) komt ons tegemoet. Het is Ian, de gastheer. Zonder veel woorden toont hij onze kamer in een leeg kamphuis van zeven kamers met drie bedden elk. De voorzieningen zijn elementair maar schoon.

We gooien onze bagage af en volgen Ian naar de bar. Hier zijn we niet alleen: twee goed gezette Duitse meisjes hebben de bar al gevonden maar kunnen zich geen bier veroorloven. Ook financieel niet, zo blijkt tijdens hun telefoontje naar huis waar ze klagen over de kost van overleven in de outback. En ze vinden het te warm. Teveel vliegen ook. Eigenlijk vinden ze de woestijn maar niks. Hun terreinwagen is bovendien erg oncomfortabel. Stijn en ik hebben de neiging om te vragen wat hen hier in godsnaam naartoe bracht. We houden ons in en concentreren ons op de voorradige bieren.

Australië heeft schitterende wijnen maar kwa bieren blijft het huilen met de pet. Behalve de schitterende SMB-brouwerij met o.a. haar heerlijke Amber-bier heb ik in Sydney nog niet veel zaaks gevonden. Mijn dagelijkse pint is een bier dat gist op de fles, uit het zuid-australische assortiment van Coopers. Even hoop ik een nieuwe vriend gemaakt te hebben, wanneer ik merk dat Ian’s koelkast boordevol Coopers zit. Dan herinnert hij er me aan dat we een half uur geleden de zuid-australische grens zijn overgevlogen.

Die avond drink ik ongestraft vier Coopers op rij, niets in vergelijking met Stijn die gezwind eenentwintig Crowns binnengooit. Hoe doet hij het. We sluiten de dag met een onwezenlijk moment: ik maak kennis met de Vlaamse TV show IN DE GLORIA op de laptop. Wanneer ons dronken gelach over de outback uitsterft, blijft alleen nog het geronk van de generator.

(klik op de foto beneden voor het hele album)

Monday, September 18, 2006

VH-RBF (2): Random BS Formalities

De ochtend is koel in Alice. Bij het ontbijt spreekt een lange taaie Hollandse ons aan. Ze is bijna tachtig en fietst gezwind door de outback. En of wij straks met die andere groep naar Ayers Rock gaan? “Nee?? Shit!” Ze kan ons verhaal niet geloven. “Shit!! Dus jullie gaan helemaal in je eigen vliegtuigje … Shit!!!” Een vloekende tachtigjarige die straks de woestijn in fietst. Wie is hier de hero?

Om zijn vliegbrevet te ratificeren, moet Stijn bij wijze van formaliteit onder supervisie een 'check flight' uitvoeren. Daarna willen we onze hele trip plannen om morgen in alle vroegte te kunnen vertrekken.

10.02 am - Het Bureaucratisch Monster Dat Jack Heet kent geen ‘formaliteiten’ en legt Stijn op de foltertafel, SS-stijl. Plots moet Stijn kunnen berekenen wat de logaritmische vertragingsfactor van de grondafkoeling is indien hij met zevenentwintig passagiers en elf zakken vloeibare bagage bij harde sneeuw in de space shuttle zou opstijgen van een landingsbaan met een helling van 63 graden en een buitentemperatuur van rond het kookpunt. Oh, en bij een zwaartekracht het equivalent van Jupiter.

Terwijl Stijn geroosterd wordt, bereid ik de volgende zes dagen voor met handige gebruikmaking van een set luchtnavigatiekaarten en Ilsa's liefste speelgoed: een computer-vluchtplanner. Departure points, elevations, ground tracks, fuel management etc. Afdrukken mag niet van de Wolvin uit vrees dat we teveel papier zouden gebruiken. De "check flight" gaat dus even niet door en voor we het weten is de zon onder.

Vanavond willen we kangoeroe eten maar dat staat niet op de kaart in de klasse-tapasbar wegens te banaal. Amanda had ons The Red Ochre Grill in het hotel aangepraat dus we spreken af voor 8.00pm. Twintig minuten later is Stijn nog nergens te bespeuren dus ik klop op zijn deur en we spreken af in het restaurant. Daar krijg ik een ultimatum: meteen bestellen of geen eten. Keukens in de outback sluiten rond de tijd dat ze in Sydney openen.

Stijn was zowaar in slaap gevallen. We halen de keuken-deadline op een haar na en bestellen Aussie Game Medley, een gemengde wildschotel met kangoeroe, emuworst, krokodil en kameel. Kamelen werden hier ooit ingevoerd als transportmiddel en ze dolen nu in hele kuddes door de Simpson woestijn. Met behulp van een fles West-Australische Shiraz werken we ons door het overheerlijke wildfestijn en stappen als in trance opnieuw naar Bojangles voor Stijn’s onstopbare obligate Crown-sessie.

Bojangles is nog steeds een foute bar. Het publiek bestaat vanavond uit een allegaartje van 4x4 woestijntoeristen, backpackers en jeugd uit de buurt. De muziek vanavond dateert uit de betere helft van de jaren tachtig en op elke deun wordt hier gedanst, van Meat Loaf en Steve Winwood tot Leonard Cohen. Het lijkt of duizenden kilometers van huis elk schaamtegevoel wegvalt. Wat de meesten zich niet realiseren, is dat je minste beweging via webcams naar elke uithoek van de planeet stroomt.

De 12de Crown wordt Stijn tenslotte teveel, zijn spraakwaterval stopt en we druipen af.

Sunday, September 17, 2006

VH-RBF (1): Romeo Bravo Foxtrot

Amanda is er niet gerust in. De schoonbroer van haar oudste zus kwam om in een helicopter-ongeval en de partners van haar beide andere zussen pleegden zelfmoord. Baxter huilt hysterisch wanneer ik in de taxi stap. Veel bijgeloof is niet nodig. Ik kan nog terugkrabbelen, tenslotte is de timing niet ideaal vanwege de werkdruk op mijn filmproject en onze tijdelijk belabberde financiële toestand.

Waarom geef ik in hemelsnaam mijn leven in handen van een amateur-piloot om zes dagen co-piloot te spelen en een Cessna 172 Skyhawk II door de uitgestrekte Australische Outback te navigeren? Omdat het een aviator's wet dream is. Ook omdat ik alleen maar spijt heb gehad van de dingen die ik in mijn leven niet gedaan heb. En omdat cameraman Stijn Van der Veken al tien jaar vliegervaring en onze gezamenlijke geschiedenis teruggaat tot 1990, toen we samen bij Televox televisietje speelden onder het mom van militaire dienstplicht.

12.35pm - Qantas vlucht QF790 landt in het midden van de woestijn op een asfalt-baan. Nooit in mijn leven was ik zover van enige zee of oceaan. Er moet zoiets bestaan als land-vrees, het neefje van agora-fobie waarbij je ziekelijk verlangt naar een horizon van water. Hier wonen mensen die nooit in hun leven de zee gezien hebben. Of een grote stad. En zeker nooit sneeuw.

Ondanks zijn relatief recente geschiedenis als burgerluchthaven, heeft Alice Springs Airport al een tamelijk morbiede reputatie opgebouwd, inclusief gijzelingsdrama en zelfmoorden. Het toeval wil dat de foto op de Wikipedia-pagina werd genomen vanuit exact dezelfde Cessna die Stijn voor onze trip gehuurd had: links de foto van Wikipedia, rechts die uit mijn Nokia N70:

Wikipedia maakt geen melding van een voorval van enkele jaren geleden: nadat een student van de Alice Springs Aero Club (ASAC) had leren vliegen in een Piper Arrow, verdween dat toestel op mysterieuze wijze uit de hangar. Eerst werd er aangenomen dat het gestolen was maar als snel bleek dat de student zijn zelfmoord zorgvuldig had voorbereid en vakkundig uitgevoerd met de bedoeling om sneller dichter bij God te komen. En precies deze vliegclub zou de volgende dagen onze uitvalsbasis worden.

ASAC is in feite een onooglijk vliegclubje dat zelfs verbleekt bij Aero Kiewit, of wat ik me daarvan herinner. Ze hebben drie vliegtuigjes en de zaken worden beheerd door Ilsa, de Wolvin van de SS met haar man George "Jack" Phillips. Zij heet eigenlijk Ingrid, is rond de zestig en hij zowat het dubbele. "Jack, maak me een kop thee." Jack laat alles vallen en schiet hijgend in actie. Zij is in topvorm, een spraakwater en excentriek en je neemt zo aan dat Jack ooit onherroepelijk voor haar viel.

Ingrid vertelt ons de hele lange geschiedenis van de club, inclusief haar eigen levensverhaal. Jack komt binnen: "Ingrid, kan je me helpen met- -" Ingrid: "NU NIET!! Zie je niet dat ik bezig ben??!!". Ze legt uit dat ze Duitsland na de oorlog verliet en voegt er snel aan toe dat ze niets met de oorlog te maken heeft gehad. Wanneer ze ons waarschuwt voor de aboriginals, vergelijkt ze de overheidssteun aan hen met Duitslands gedwongen herstelbetalingen. Later wordt Ingrid onze beste bondgenoot in de geallieerde verdediging tegen Het Burocratische Monster Dat Jack Heet.

We vervoegen een meute toeristen die net als wij verblijven in de AURORA, een hotel dat ons werd gesuggereerd door Qantas Holidays, Wotif.Com en mijn eigenste Amanda. Omdat het restaurant niet echt strookt met Amanda’s euforische beschrijving (van vijftien jaar geleden), eten we in THE LANE aan de overkant.

Een snack bar / tapas bar en bistro / à la carte restaurant huizen er allemaal onder één dak. Bij verrassing is het interieur smaakvol, de schotels excellent en de bediening topklasse. Ik ga me te buiten aan de roasted rack of lamb with eggplant caponata, crispy polenta & a minted yoghurt dressing en moet erkennen dat het allemaal een tikje gesofistikeerder is dan ik me de outback had voorgesteld. Stijn's pasta of the day is al even exquisite, dus hier komen we later nog tweemaal terug.

De warme avondlucht is uitnodigend dus slapen zit er nog niet in. Het vriendelijke rumoer uit de plaatselijke Bojangles Bar trekt onze aandacht en zeven Crowns en twee Coopers later beseffen we dat we te oud zijn voor dit luidruchtige backpackers-trefpunt.